Ria Mourits-den Boer
RIA MOURITS-DEN BOER
1. Kunt u in het kort iets over uzelf vertellen?
In 1957 ben ik te Oud-Beijerland geboren als jongste in een gezin van zes kinderen. Vroeger hadden wij een groente- en fruitwinkel. dat betekende dat er altijd wel iets te doen was. Nietsdoen … dat was er voor ons niet bij. Als negenjarige stond ik – op een veilingkist achter de toonbank – kroppen sla in te pakken. In ons gezin was het een en al bedrijvigheid.
Als jongste van het gezin moest ik mij ook vaak alleen vermaken. Ik nam dan bijvoorbeeld een boek van W.G. Van de Hulst en zittend op een stoel begon ik met voorlezen. In gedachten zag ik een hele klas met kinderen voor mij.
Bij het ouder worden ging ik nadenken over wat ik graag wilde worden. Kraamverpleegster … ja, dat wilde ik graag worden. Maar de Heere beschikte het anders. Toen ik net vijftien jaar was werd mijn lieve moeder ernstig ziek. De dokters konden niets meer voor haar doen. Na een ziekbed van drie weken heeft de Heere mijn lieve moeder weggenomen.
Twee broers en mijn vader woonden toen nog thuis. Ik ging voor het huishouden zorgen, en werken in de groente- en fruitwinkel. Aan de verpleging werd niet meer gedacht.
In 1977 ben ik met Arie getrouwd. De Heere heeft ons huwelijk gezegend met vijf jongens. Ons oudste zoontje Jan hebben we, toen hij dertien maanden oud was, aan de Heere terug moeten geven.
Inmiddels zijn onze kinderen getrouwd en mogen we tien kleinkinderen hebben: zes kleinzoons en vier kleindochters. Daar genieten we erg van.
2. Hoe bent u tot het schrijven gekomen?
Op de zondagschool – waar ik al ruim 41 jaar leiding mag geven – werd aan mij gevraagd of ik met het kerstfeest het vrije verhaal wilde verzorgen. Ik zei ‘ja’, maar had nog geen verhaal. Veel boeken heb ik toen gelezen, maar ‘k kon geen verhaal vinden. Toen ben ik ‘zelf’ gaan schrijven.
‘Zelf’ zet ik tussen aanhalingstekens. Want we kunnen niets zelf. We hebben in alles de hulp van de Heere nodig. Daar bid ik om, ook bij het schrijven van een verhaal.
Nadat ik het verhaal had verteld, werd er gevraagd: ‘Waar heb je dat vandaan?’
Ik vertelde dat ik het ‘zelf’ had geschreven.
Ze zeiden: ‘Joh, daar moet je een boek van maken.’
Zo is in 1996 mijn eerste boek Die Daan toch uitgekomen. Daarna zijn er meerdere boeken gevolgd. Ook heb ik verhalen voor vertel-cd’s en voor FamilyStream mogen schrijven en inspreken.
3. Pleegt u diepgaand onderzoek voor u aan een onderwerp begint?
Dat is verschillend. Bij het ene verhaal is dat veel meer nodig dan bij het andere verhaal. Je zoekt veel op internet en er zijn ook gesprekken met personen die de gebeurtenissen van heel dichtbij meegemaakt hebben. Bijvoorbeeld bij de boeken over de Noord-Koreaanse jongen Sang.
Ook voor het boek Oorlog, angst en spanning in het onderduikerskamp PAS OP heb ik diegene gesproken, die zelf als kind in het kamp gezeten heeft.
Voor het boek De opdracht voor groep 8 heb ik eveneens de persoon zelf gesproken en van hem gehoord wat hij allemaal in de oorlog heeft meegemaakt. Dat is heel indrukwekkend. Daar leer je zelf ook heel veel van.
4. Welke genre heeft uw voorkeur?
Kinderboeken hebben mijn voorkeur, en dan vooral boeken waar elementen in voorkomen die echt gebeurd zijn. Eigenlijk zou ik ook graag een boek voor volwassenen willen schrijven. Daar is het, tot nu toe, niet van gekomen.
5. Hoelang doet u over het schrijven van een boek?
Het verhaal begint in mijn hoofd. Ik probeer de personen en de gebeurtenissen waarover ik ga schrijven – in gedachten – voor mij te zien. Hier maak ik notities van. Dan ga ik het uitwerken op de computer.
De tijd die ik erover doe is verschillend. Het ene boek lukt in drie maanden en het andere in een half jaar.
6. Welke boodschap wilt u in het boek meegeven?
Ik probeer in mijn verhalen De Boodschap door te geven. Daarom is het mijn grootste wens dat de verhalen voor anderen iets mogen betekenen. De kinderen die mijn boeken lezen of verhalen horen, hebben een nieuw hart nodig; zij hebben een Borg en Middelaar nodig. Dan wil ik ze graag heenwijzen naar de Goede Herder.
Maar ik probeer ook door te geven hoe goed de Heere is. Dat de Heere elke dag voor ons zorgt en je met al je vragen en zorgen bij Hem mag komen. Daarnaast probeer ik ook de Bijbelse normen en waarden in mijn boek te verwoorden.
7. Krijgt u reacties van het lezerspubliek?
Ja, ik krijg best wel mooie reacties. Bijvoorbeeld van kinderen die een boekbespreking over mijn boek willen houden of van kinderen op de zondagsschool waar ik leiding aan mag geven. Dat is heel mooi, want dan heeft het boek hen aangesproken. Daar ben ik dan erg dankbaar voor.
1. Kunt u in het kort iets over uzelf vertellen?
In 1957 ben ik te Oud-Beijerland geboren als jongste in een gezin van zes kinderen. Vroeger hadden wij een groente- en fruitwinkel. dat betekende dat er altijd wel iets te doen was. Nietsdoen … dat was er voor ons niet bij. Als negenjarige stond ik – op een veilingkist achter de toonbank – kroppen sla in te pakken. In ons gezin was het een en al bedrijvigheid.
Als jongste van het gezin moest ik mij ook vaak alleen vermaken. Ik nam dan bijvoorbeeld een boek van W.G. Van de Hulst en zittend op een stoel begon ik met voorlezen. In gedachten zag ik een hele klas met kinderen voor mij.
Bij het ouder worden ging ik nadenken over wat ik graag wilde worden. Kraamverpleegster … ja, dat wilde ik graag worden. Maar de Heere beschikte het anders. Toen ik net vijftien jaar was werd mijn lieve moeder ernstig ziek. De dokters konden niets meer voor haar doen. Na een ziekbed van drie weken heeft de Heere mijn lieve moeder weggenomen.
Twee broers en mijn vader woonden toen nog thuis. Ik ging voor het huishouden zorgen, en werken in de groente- en fruitwinkel. Aan de verpleging werd niet meer gedacht.
In 1977 ben ik met Arie getrouwd. De Heere heeft ons huwelijk gezegend met vijf jongens. Ons oudste zoontje Jan hebben we, toen hij dertien maanden oud was, aan de Heere terug moeten geven.
Inmiddels zijn onze kinderen getrouwd en mogen we tien kleinkinderen hebben: zes kleinzoons en vier kleindochters. Daar genieten we erg van.
2. Hoe bent u tot het schrijven gekomen?
Op de zondagschool – waar ik al ruim 41 jaar leiding mag geven – werd aan mij gevraagd of ik met het kerstfeest het vrije verhaal wilde verzorgen. Ik zei ‘ja’, maar had nog geen verhaal. Veel boeken heb ik toen gelezen, maar ‘k kon geen verhaal vinden. Toen ben ik ‘zelf’ gaan schrijven.
‘Zelf’ zet ik tussen aanhalingstekens. Want we kunnen niets zelf. We hebben in alles de hulp van de Heere nodig. Daar bid ik om, ook bij het schrijven van een verhaal.
Nadat ik het verhaal had verteld, werd er gevraagd: ‘Waar heb je dat vandaan?’
Ik vertelde dat ik het ‘zelf’ had geschreven.
Ze zeiden: ‘Joh, daar moet je een boek van maken.’
Zo is in 1996 mijn eerste boek Die Daan toch uitgekomen. Daarna zijn er meerdere boeken gevolgd. Ook heb ik verhalen voor vertel-cd’s en voor FamilyStream mogen schrijven en inspreken.
3. Pleegt u diepgaand onderzoek voor u aan een onderwerp begint?
Dat is verschillend. Bij het ene verhaal is dat veel meer nodig dan bij het andere verhaal. Je zoekt veel op internet en er zijn ook gesprekken met personen die de gebeurtenissen van heel dichtbij meegemaakt hebben. Bijvoorbeeld bij de boeken over de Noord-Koreaanse jongen Sang.
Ook voor het boek Oorlog, angst en spanning in het onderduikerskamp PAS OP heb ik diegene gesproken, die zelf als kind in het kamp gezeten heeft.
Voor het boek De opdracht voor groep 8 heb ik eveneens de persoon zelf gesproken en van hem gehoord wat hij allemaal in de oorlog heeft meegemaakt. Dat is heel indrukwekkend. Daar leer je zelf ook heel veel van.
4. Welke genre heeft uw voorkeur?
Kinderboeken hebben mijn voorkeur, en dan vooral boeken waar elementen in voorkomen die echt gebeurd zijn. Eigenlijk zou ik ook graag een boek voor volwassenen willen schrijven. Daar is het, tot nu toe, niet van gekomen.
5. Hoelang doet u over het schrijven van een boek?
Het verhaal begint in mijn hoofd. Ik probeer de personen en de gebeurtenissen waarover ik ga schrijven – in gedachten – voor mij te zien. Hier maak ik notities van. Dan ga ik het uitwerken op de computer.
De tijd die ik erover doe is verschillend. Het ene boek lukt in drie maanden en het andere in een half jaar.
6. Welke boodschap wilt u in het boek meegeven?
Ik probeer in mijn verhalen De Boodschap door te geven. Daarom is het mijn grootste wens dat de verhalen voor anderen iets mogen betekenen. De kinderen die mijn boeken lezen of verhalen horen, hebben een nieuw hart nodig; zij hebben een Borg en Middelaar nodig. Dan wil ik ze graag heenwijzen naar de Goede Herder.
Maar ik probeer ook door te geven hoe goed de Heere is. Dat de Heere elke dag voor ons zorgt en je met al je vragen en zorgen bij Hem mag komen. Daarnaast probeer ik ook de Bijbelse normen en waarden in mijn boek te verwoorden.
7. Krijgt u reacties van het lezerspubliek?
Ja, ik krijg best wel mooie reacties. Bijvoorbeeld van kinderen die een boekbespreking over mijn boek willen houden of van kinderen op de zondagsschool waar ik leiding aan mag geven. Dat is heel mooi, want dan heeft het boek hen aangesproken. Daar ben ik dan erg dankbaar voor.