Menu

Harry Marsman

1. Kunt u in het kort iets over uzelf vertellen?
Het staat lelijk om met 'ik' te beginnen, maar omdat u het zo vraagt: Ik ben geboren op 20 oktober 1970 in het Twentse dorp Vriezenveen en kom uit een gezin van zeven jongens.
Een echte student was ik niet. Als zestienjarige was ik al werkzaam op de bouw. En nog steeds verdien ik daar mijn dagelijks brood.
In 1994 zijn we getrouwd. Wij hebben geen kinderen. Wel zijn we gastgezin van twee gehandicapte jongetjes en zijn bezig met de adoptie van twee kinderen uit Polen.

2. Hoe bent u tot het schrijven van boeken gekomen?
Tja... hoe gaat dat...? Daar ben ik niet zomaar toe gekomen… Het is een drang. Het zit erin en moet eruit. Op m'n vijftiende of zestiende begon ik met mijn eerste, echte verhaal, maar die ligt nog steeds onderin de kast. Ik keurde hem af. (Jaren later was mijn vrouw de eerste die hem las. Ze lachte… en gaf me gelijk). Lang treurde ik niet om mijn beslissing. Ik sloeg in mijn blocnote twee regels over en begon aan mijn eerste 'Niels'. Een computer had ik toen nog niet. Het duurde lang, maar na zo'n twee jaar was 'tie klaar. Twee keer volledig met de hand geschreven. Eerst in het klad en daarna netjes en zo ging het manuscript naar de uitgever. En warempel… Gebr. Koster wilde het nog uitgeven ook. Vol goede moed begon ik aan de volgende. Zo ging het door… de Nielsboeken werden een hele serie… er kwamen nog andere… En als ik eens niet meer verder wilde…? Dan kwam er weer die drang… Het moest eruit!

3. U schrijft verschillende genres. Wat heeft uw voorkeur?
Eigenlijk had ik me goed voorgenomen om alleen maar jeugdboeken te schrijven, maar soms gaat het anders dan je denkt. Na zo'n acht Nielsboeken, rijpte er in mijn hoofd een ander verhaal. Het moest ook gewoon een jeugdboek worden, maar al schrijvend werd het toch iets anders. Het resulteerde in mijn eerste jeugdroman: Vaders tranen. Wel jeugd, maar ook roman dus. In de tweede, de Afscheidsbrief, komt dat laatste nog wat duidelijker naar voren.
Ook schreef ik op verzoek nog enkele verhalen. Het eerste was een jeugdverhaal, 'Het hoogste lied', die verscheen in het gelijknamige boek. Het tweede verhaal was iets wat ik nog nooit had geschreven: Een Kerstverhaal voor kleine kinderen. Ik deed het met veel plezier, toch begin ik het liefst weer aan een nieuwe 'Niels' vol spanning en avonturen.

4. Pleegt u diepgaand onderzoek voor u aan een onderwerp begint?
Wat is diepgaand onderzoek plegen? Ik wil wel weten waarover ik schrijf. Alles wat in mijn boeken staat moet wel kloppen. Als er in mijn boeken bijvoorbeeld een woonboot voorkomt, bezoek ik een woonboot. En als er een woonwagenkamp in voorkomt, bezoek ik die ook. Over details waar ik niet achter kan komen, schrijf ik niet. Ook vind ik het belangrijk dat ik de omgeving, waar het boek zich afspeelt, goed voor ogen heb. Meestal bestaat die ook echt, of soms in iets gewijzigde vorm. Als het boek zich buiten de regio afspeelt, reis ik daar heen.

5. Hoe lang doet u over het schrijven van een boek?
Wat ik al zei: Over het eerste boek deed ik twee jaar. Gelukkig ging de rest wat vlotter. Nu doe ik tussen de drie en vijf maanden over een boek. Het meeste schrijf ik op de lange winteravonden. Hoe langer de dagen worden, hoe korter de tijd achter de computer.

6. Krijgt u reacties van het lezerspubliek?
Meer dan ik ooit had verwacht. Er zijn regelmatig jongens en meisjes die een boekbespreking houden over één van mijn boeken en dan informatie nodig hebben over de schrijver.