Menu

C. van den End

1. Kunt u in het kort iets over uzelf vertellen?
Ik ben in 1956 in Woerden geboren en groeide op in een gezin met zeven kinderen, waarvan ik de derde was. Na mijn schoolloopbaan ben ik bij de belastingdienst gaan werken. In die tijd heb ik mijn vrouw leren kennen en ben ik met haar getrouwd. In 1990 heb ik de avondpabo gevolgd en in 1994 ben ik in het onderwijs gaan werken. Inmiddels is ons gezin gegroeid en hebben we zes kinderen gekregen: drie jongens en drie meisjes, van wie het merendeel zijn bestemming gevonden heeft. Naast mijn werk aan de basisschool en het schrijven van boeken ben ik ook vaste bespeler van het monumentale orgel in de Grote Kerk te Montfoort, waar ik zondags de diensten mag begeleiden.

2. Hoe ben u tot het schrijven van boeken gekomen?
Mijn vader heeft de liefde tot het verhaal aan ons overgedragen. Bijna iedere avond vertelde hij een zelfbedacht verhaaltje. Zijn boeken noemde hij zijn vrienden. ‘Die zet je niet in een doos op zolder, maar in de boekenkast.’ Blijkbaar heb ik hier ook iets van geërfd. Toen ik in het onderwijs terechtkwam, zag ik hoe klein het aanbod van verantwoorde  boeken was. Nelly van Leerdam (mijn collega en medeauteur bij Uitgeverij Gebr. Koster) spoorde mij aan om ook te gaan schrijven. Dat heb ik gedaan, met heel veel plezier.

3. U schrijft verschillende genres. Wat heeft uw voorkeur?
Eigenlijk vind ik alle genres leuk. Zowel het spelen met woorden voor een laag AVI-niveau als het weergeven van een historisch verhaal heeft zijn bekoring. Het beschrijven van Gods hand in de geschiedenis is in een historisch verhaal heel belangrijk, terwijl in een ‘gewoon’ kinderboek het christelijk leven tot uiting mag komen.

4. Pleegt u diepgaand onderzoek voor u aan een onderwerp begint?
Het ene onderwerp vraagt meer onderzoek dan het andere. De verhalen in mijn eerste boekjes spelen zich af in onze thuissituatie, dat vereist maar weinig onderzoek. Een historisch onderwerp vraagt veel meer onderzoek. Hoe meer je onderzoekt, hoe meer je beseft dat je maar weinig weet. Een boek moet wel waarheidsgetrouw zijn. Desnoods ga ik kijken op de plaats waar het gebeurde. Alles moet kloppen, ook de achtergrondinformatie. Het is trouwens heel leuk om bronnenonderzoek te doen. Dat is leerzaam voor iedereen!

5. Hoelang doet u over het schrijven van een boek?
Meestal groeit het verhaal in mijn hoofd, daarna typ ik het uit. Vervolgens laat ik het een tijdje in de computer staan en daarna ga ik alles bijwerken. Soms blijft het verhaal een paar weken of maanden staan voordat het wordt ingezonden, soms wel meer dan een jaar. Ook schrijf ik wel eens ideeën op om daar ooit een verhaal van te maken.

6. Krijgt u reacties van het lezerspubliek?
Ja, en dat is heel leuk! Ik merk dat de kinderen, voor wie ik heb geschreven, het verhaal mooi vinden, maar dat volwassenen het ook kunnen waarderen. Na het verschijnen van mijn eerste boek kreeg ik regelmatig de vraag naar een vervolg daarop. Ik vind het vooral belangrijk dat de boodschap overkomt die ik in een verhaal probeer te leggen. Als ik dat in de reacties tegenkom, geeft me dat extra moed om door te gaan met schrijven.